Met het akkoord over de betonstop maakt de Vlaamse regering komaf met het grondverslindende bouwbeleid in Vlaanderen. Er zit maar één ding op: dichter op elkaar gaan wonen. Maar zijn we daar wel klaar voor? De Livios-redactie verzamelde in aanloop naar Batibouw vijf experten rond de gesprekstafel en kwam heel wat interessants te weten.
Het einde van de verkaveling is in zicht
Het nieuws sloeg in als een bom: met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (de officiële benaming van de ‘betonstop’) wil de Vlaamse regering tegen 2040 de bouwmogelijkheden in open ruimte een halt toeroepen. Toekomstmuziek? Niet helemaal, want het plan voorziet in een tussensprong: tegen 2025 mogen we nog maar drie hectare vrije ruimte per dag aansnijden in plaats van de huidige zes.
Haalbaar? Absoluut, vindt Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck: “We kunnen morgen al stoppen met het innemen van open ruimte. Het is ook geen echte betonstop, dat woord heeft de pers uitgevonden. Integendeel, we moeten de komende jaren ontzettend hard bouwen. Maar daarvoor hebben we geen verse grond nodig. Ook in de bebouwde zone hebben we nog veel reserves. Parijs telt 21.000 inwoners per vierkante kilometer, Brussel amper 7.000. Onze steden en dorpen zijn te dun bevolkt.”
"Fermettedroom serieus nemen"
Van Broeck weigert met zijn architectenbureau al tien jaar om nog vrijstaande woningen te bouwen, nieuwe gronden aan te snijden en te bouwen op autoafhankelijke locaties. "Wie bij ons aanklopt met een groene kavel in the middle of nowhere, sturen we wandelen. Maar ik vind wel dat we de droom van de Vlaming en zijn fermette eindelijk serieus moeten nemen."
"Wonen in buitengebied heeft voordelen die de stad niet heeft. Als je gaat mountainbiken, waar spuit je dan je fiets af op een appartement? En waar oefenen je kinderen op hun piano of gitaar? Het blijft wachten op een gemeenschappelijk ateliertje om die fiets af te spuiten of de stoel die je van je oma hebt geërfd te verven. Op een werkplaats en een geluiddichte kamer voor muziekrepetities. Die kleine zaken maken het verschil."
"We moeten laten zien dat een gestapelde of geschakelde woning in de stad alle troeven heeft van een fermette, én meer. Je kan samen dingen doen die je alleen niet kan betalen, zoals een Bringme-box installeren (een automaat voor het verzenden en ontvangen van pakjes op het werk of in een appartementsgebouw, red.), zodat de lingerie die je voor je vrouw bestelt niet tot hilariteit leidt op kantoor. Ik denk ook aan collectieve daktuinen, grote plantenbakken op de terrassen, een collectieve barbecue. Alles wat je op een fermette ook hebt."
Meer pret
De bouwmeester ziet een positieve evolutie. “Vroeger keken bouwbedrijven alleen naar de vierkante meters, nu hebben ze aandacht voor de behoeften van verschillende doelgroepen. We krijgen als architect meer vrijheid om voor extra pret te zorgen. Daar zijn mensen gevoelig voor. Als je 5.000 euro meer betaalt voor een appartement dan voor een vrijstaande woning in buitengebied, maar er een gemeenschappelijk zwembad bijkrijgt dat je anders 50.000 euro zou kosten, dan kies je toch eieren voor je geld?”
Tom Van Becelaere, businessunitmanager voor Limburg bij Matexi, bevestigt: “Als grootste Belgische woningontwikkelaar (Matexi bouwde in 2016 meer dan 1.500 woningen, red.) investeren we al twintig jaar vooral in kernversterkende projecten en binnenstedelijke reconversies. Momenteel ligt de helft van onze projecten in de binnenstad. Vaak zijn dat vervallen sites, zoals oude scholen, fabrieken en hospitalen, die wij omturnen tot plaats om te leven, werken en winkelen."
"Uit eigen onderzoek weten we dat mensen graag een gemeenschappelijke tuin willen, maar ook een privétuintje. We mogen hen niet afschrikken met begrippen als cohousing en collectief wonen. Daar staat de doorsnee Vlaming zeer huiverachtig tegenover. Dus passen wij ons aan, door te wijzen op de voordelen en rekening te houden met privacy. Collectief wonen biedt voordelen, maar mensen moeten zelf kunnen bepalen of ze in interactie treden met hun buren of juist op zichzelf willen zijn.”
"Van oude villa naar zeven woningen"
Geen gedwongen interactie dus. Dat was ook het uitgangspunt van De Duurzame Wijk, zeven aan elkaar geschakelde woningen in hartje Waregem. Initiatiefnemer Wienerberger, fabrikant van bakstenen en dakpannen, ontving het BREEAM Excellent-duurzaamheidscertificaat voor het project. “We hebben gezocht naar een centrumlocatie, vlak bij de school, de bushalte en voorzieningen”, vertelt Katrien Nottebaert, marketingdirecteur van Wienerberger België.
“De verharde oppervlakte is nagenoeg hetzelfde gebleven, maar we zijn van één oude villa naar zeven individuele woningen gegaan, met een grote collectieve tuin en gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een fietsenberging. Alle woningen waren snel verkocht. Aan een divers publiek: een bejaard koppel, een alleenstaande vrouw met kinderen, een gezin met twee kinderen, … Sommigen waren echt met duurzaamheid bezig, anderen niet. Het is vooral belangrijk dat je als ontwikkelaar goed nadenkt over de behoeften van mensen en de kosten beperkt houdt.”
RuimteRijke ordening
Dichter bij elkaar wonen zonder aan comfort en privacy in te boeten, het is perfect mogelijk. Toch zit de schrik erin bij de gemiddelde Vlaming, ook al belooft de Vlaamse overheid een sluitende regeling voor eigenaars van slecht gelegen gronden. “We moeten vooral werken aan de perceptie”, stelt Vincent Van Den Broecke van Blanco Architecten.
“De betonstop heeft een zeer negatieve bijklank, dat knalt erin. Laat ons met een positief verhaal komen in de plaats. We hebben het altijd over ‘ruimtelijke’ ordening, waarom niet over ‘ruimterijke’ ordening? Het huidige debat zorgt hopelijk voor een kentering, maar dan moeten ook plaatselijke gemeentebesturen en mandatarissen meestappen in het verhaal. In mijn eigen gemeente, Oud-Heverlee, heeft de burgemeester (N-VA’er Alexander Binon, red.) zich uitgesproken tegen meer appartementen in de dorpskern, omdat hij naar eigen zeggen het landelijke karakter wil bewaren.”
"Sexy projecten voorschotelen"
Daarmee slaat die laatste de bal volgens bouwmeester Leo Van Broeck gruwelijk mis. “Dat verkavelingen ook maar iets te maken zouden hebben met landelijk wonen, is een typisch ruimtelijk misverstand. Kijk naar de schilderijen van Bruegel en je ziet compacte dorpen. Daartussen wonen alleen boeren en molenaars. Vrijstaand of halfopen bouwen zou bij wijze van spreken strafbaar moeten zijn. We moeten de beschikbare grond maximaal benutten. Men streeft nu naar 35 woningen per hectare, maar ik vind dat we tussen de 50 en de 100 moeten mikken.”
Peter-Paul van den Berg, directeur van Kamp C, het Antwerps provinciaal centrum voor duurzaam bouwen en wonen, wijst op de kracht van voorbeelden. “Als je gemeentebesturen laat zien wat er allemaal mogelijk is, geraken ze wel overtuigd. Daarom verzamelen we zo veel mogelijk voorbeelden van pilootprojecten. En dat werkt."
"Vijf jaar geleden begon iedereen te steigeren als je over cohousing sprak, terwijl lokale overheden er nu meer voor openstaan. De eerste projecten hadden veel weg van leefgemeenschappen, maar dat stadium zijn we voorbij. Vandaag kunnen we sexy en chique projecten voorschotelen die voldoen aan alle regels en richtlijnen. Zo overtuig je overheden makkelijker dan wanneer je ze iets probeert op te dringen wat ze op voorhand al niet zien zitten."