Antwoord
Meester Stephane Vereecken van Charlier Advocaten nam jouw vraag onder de loep. Dit is wat hij over jouw situatie te vertellen heeft:
"Uit uw vraag heb ik begrepen dat uw vriendin en haar zus beiden eigenaar zijn van het huis en uw vriendin de enige is die wil verkopen. Mede-eigenaren bevinden zich in een onverdeeldheid. De onverdeeldheid kan in deze zaak ofwel toevallig, ofwel vrijwillig zijn.
Indien zij ten gevolge van een erfenis mede-eigenaren zijn geworden van het huis, is er sprake van een toevallige onverdeeldheid. In dat geval stelt het Burgerlijk Wetboek dat niemand gedwongen kan worden in onverdeeldheid te blijven (art. 815 BW).
Daarom kan je de eigenaar die weigert te verkopen, hier toch toe dwingen via een gerechtelijke procedure. De rechtbank zal steeds de verkoop van het goed bevelen indien één van de eigenaars hiertoe wenst over te gaan. Het blijft voor de zus van uw vriendin, die het goed wenst te behouden, wel steeds mogelijk om het aandeel van uw vriendin aan te kopen.
Heeft uw vriendin het huis echter samen met haar zus aangekocht, dan is er sprake van een vrijwillige onverdeeldheid. Vroeger heerste er in de rechtspraak en rechtsleer onzekerheid omtrent het feit of artikel 815 BW ook bij een vrijwillige onverdeeldheid kon worden toegepast.
Bij arrest van 20 september 2013 stelde het Hof van Cassatie echter dat artikel 815 BW bij een vrijwillige onverdeeldheid niet kan worden toegepast. De verdeling is in dergelijk geval enkel mogelijk als de koopovereenkomst dit toelaat. Staat er in de overeenkomst geen dergelijke beëindigingsclausule, dan kan je nog proberen voor de rechtbank hard te maken dat de weigering van de andere partij om uit onverdeeldheid te treden als rechtsmisbruik te kwalificeren is."