Om schade bij het isoleren langs de binnenzijde te vermijden, is het belangrijk om de bestaande situatie grondig te analyseren. Vervolgens moet het isolatiesysteem oordeelkundig gekozen worden in functie van de reeds geplaatst isolatie.
Reduceer tijdens het plaatsen van de isolatie koudebruggen en plaats de thermische isolatielaag zo ononderbroken mogelijk. Opgelet: gebruik geen vochtgevoelige materialen. Isolatiedikte: minstens 20 mm. Bij plaatsgebrek kan er gebruikgemaakt worden van superisolerende materialen.
Om de kans op condens te verlagen plaats je een zo ononderbroken mogelijke luchtdichte laag aan de warme zijde van de binnenisolatie. Vermijd doorboringen van het luchtscherm en maak de eventuele onvermijdelijke perforaties luchtdicht met tape. Ook de aansluitingen aan de muren moeten luchtdicht worden gemaakt.
Om te vermijden dat er condensatie zou ontstaan ter hoogte van het dampscherm, is het dan ook aangewezen de thermische isolatie onder de bestaande isolatie tot een minimum te beperken. De thermische weerstand (R-waarde) van de bestaande isolatie boven de draagvloer - die berekend wordt door de dikte van het isolatiemateriaal te delen door zijn warmtegeleidbaarheid (λ-waarde) - zal met andere woorden hoger moeten zijn dan deze van de isolatielaag onder de draagvloer.
Het condensatierisico kan voor elk specifiek geval nagegaan worden met behulp van een berekening, MijnEPB doet dit standaard volgens de Glaser-methode.
Een vuistregel: Het risico op inwendige condensatie is in principe verwaarloosbaar indien de thermische weerstand van de isolatielaag aan de buitenzijde minstens 1,5 keer groter is dan deze van de laag eronder.