Het is een probleem dat zich meer en meer voordoet. Enerzijds worden er meer warmtepompen geplaatst en anderzijds is er de densiteit die buren parten speelt vermits de woonkavels kleiner worden.
Vooreerst kan je vragen aan je buur dat hij maatregelen neemt; bijvoorbeeld het plaatsen van een wand of levende haag. Dit kan het geluid reeds dempen. Uiteraard is overlast zeer subjectief en afhankelijk van de gevoeligheid van de klager. Overlast is immers moeilijk objectiveerbaar.
Indien er geen overleg of goodwill aanwezig is kan je je wenden tot de Vrederechter van jouw woonplaats. De Vrederechter is bevoegd om burenhinder te beslechten en zal dan (veelal) ter plaatse komen om de vermeende overlast te beoordelen.
De wetgever heeft recent het oude artikel 544 BW gewijzigd (Wet van 4.2.2020 houdende boek 3 ‘Goederen’ van het burgerlijk wetboek).
Bovenmatige burenhinder wordt nu geregeld in art. 3.101 boek 3:
Art. 3.101:
“§ 1. Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is. Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.
§ 2. Degene die het vermelde evenwicht schendt, is gehouden dit te herstellen. De rechter oordeelt welke van volgende maatregelen passend zijn om het evenwicht te herstellen:
- een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
- de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de last tot het normale niveau te verminderen;
- voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de bovenmatige hinder verminderen tot het normale niveau.
§ 3. Indien één of beide naburige onroerende goederen bezwaard zijn met een recht ten voordele van een derde die een attribuut van het eigendomsrecht heeft, zijn de paragrafen 1 en 2 van toepassing op die derde voor zover deze ongemakken zijn veroorzaakt door een uitoefening van het attribuut dat hem kan worden toegerekend. Indien de hinder voortvloeit uit werkzaamheden die door de betrokken eigenaar of de titularis van dit attribuut expliciet of stilzwijgend zijn toegelaten, wordt deze geacht hem toerekenbaar te zijn.
§ 4. De vordering voor bovenmatige burenhinder verjaart overeenkomstig artikel 2262bis, § 1, tweede en derde lid van het oude Burgerlijk Wetboek.”
Toelichting bij deze wetswijziging:
Deze bepaling vormt de wettelijke verankering van de praetoriaanse theorie betreffende burenhinder, gegrond op artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek: de zogenaamde evenwichtsleer. Deze leer is gestoeld op een verbreking van het evenwicht wegens zogeheten bovenmatige hinder wat maatregelen rechtvaardigt ten voordele van de benadeelde, ten einde het evenwicht te herstellen. In de rechtsleer en rechtspraak is de afgelopen jaren toepassing gegeven aan deze problematiek door preciseringen, verfijningen en evoluties eigen aan onze samenleving. De beoordeling van verstoring van het evenwicht berust op principiële elementen en de beoordeling zal steeds in concreto gebeuren door de bevoegde rechter alvorens tot uitspraak te komen tot het verwijderen, schadevergoeding, aanpassingswerken e.d.
Er dient geen fout aangetoond te worden, het betreft de zogenaamde foutloze aansprakelijkheid.
Verder is voorzien in art. 3.102: “Indien een onroerend goed ernstige en manifeste risico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling ten aanzien van een naburig onroerend goed veroorzaakt waardoor het evenwicht tussen de onroerende goederen wordt verbroken, kan de eigenaar of gebruiker van dat naburige onroerend goed in rechte vorderen dat preventieve maatregelen worden genomen teneinde te verhinderen dat het risico zich realiseert.”
De wet voorziet dus in een preventieve vordering die evenwel strikt gelimiteerd is tot de gevallen van ernstige en manifeste risico’s, enkel om maatregelen te kunnen nemen die voorkomen dat het risico in kwestie zich realiseert.
Deze bepaling heeft tot doel naburige eigenaars reeds toe te laten in de preventieve fase te reageren tegen mogelijke overlast. Er moet niet gewacht te worden tot het risico zich realiseert. Het risico moet bijzonder gekwalificeerd en geobjectiveerd zijn. Met de persoonlijke gevoeligheid van de benadeelde moet geen rekening worden gehouden.