In eerste instantie zullen de afspraken met je aannemer bepalen hoe de termijn voor de voorlopige oplevering moet worden berekend. In het aannemingscontract zou bijvoorbeeld omschreven kunnen zijn welke dagen als werkdagen te beschouwen zijn en welke niet. Een werkdag is immers niet hetzelfde als een gewone kalenderdag. Tevens kunnen er tussen aannemer en bouwheer criteria worden vastgelegd omtrent de zogenaamde “weerverletdagen”. Dit zijn dagen waarop er omwille van slechte weersomstandigheden niet gewerkt kan worden zodat deze dagen niet worden meegerekend om te bepalen of de termijn voor de voorlopige oplevering overschreden is.
Een wettelijke definitie van dit begrip is echter niet voorhanden. Over het algemeen wordt wel aangenomen dat een weerverletdag kan worden aanvaard wanneer er minstens vier uur slechte weersomstandigheden zijn geweest. Slechte weersomstandigheden zijn bijvoorbeeld aanhoudende regen, hoge windsnelheden, vrieskou, hitte, sneeuw, … Tot slot zou het aannemingscontract ook een procedure kunnen vastleggen die bepaalt op welke manier je een vergoeding kan claimen.
Wanneer er vooraf geen duidelijke afspraken werden gemaakt of wanneer er toch discussie zou ontstaan, kunnen de gegevens van het KMI een oplossing bieden. Particulieren kunnen, tegen betaling, de gegevens van het KMI opvragen omtrent neerslag, temperatuur en windsnelheid. Op basis van deze gegevens kan men vervolgens het aantal weerverletdagen berekenen en dit voorleggen aan de aannemer. Ook de gegevens van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het Bouwbedrijf (FBZ-Bouw) kunnen nuttig zijn. Dit Fonds bepaalt de vergoedbare periodes wegens vorst en blijvende sneeuw, zodat ook deze gegevens kunnen helpen om te berekenen hoeveel weerverletdagen er in aanmerking moeten worden genomen. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de aannemer die het bestaan van weerverletdagen inroept uiteindelijk ook degene is die hiervan het bewijs dient te leveren.
Ook van belang is het onderscheid tussen de ruwbouw en de afwerking van de woning: wanneer de woning winddicht is en men met de afwerking bezig is, zullen weerverletdagen zoals regen en wind niet langer door de aannemer kunnen ingeroepen worden. Dit moet echter steeds op basis van de concrete omstandigheden worden beoordeeld. Extra hitte zou bijvoorbeeld ook voor de afwerkingsfase weerverletdagen kunnen opleveren. Tot slot dient tevens in het oog worden gehouden dat ook de gevolgen van bijvoorbeeld zware regenval extra weerverletdagen kunnen opleveren: wanneer de bouwwerf de volgende dagen onder water staat kan er immers niet gewerkt werden en zullen deze dagen tevens in aanmerking komen als weerverletdagen.
Daarnaast kan de aannemer zich niet zonder meer op de corona-crisis beroepen om een overschrijding van de opleveringstermijn te rechtvaardigen. Er werd in de bouwsector immers geen algehele lockdown-verplichting uitgevaardigd. Dit betekent dat de aannemers niet zonder meer alle lopende werven dienden of mochten stilleggen. Er dient dan ook in concreto te worden nagegaan of er sprake is van overmacht. Ook hier ligt bewijslast bij de aannemer die zal moeten aantonen dat hij zich omwille van de corona-crisis in de onmogelijkheid bevond om zijn verplichtingen na te komen.
Het mag duidelijk zijn dat de berekening van de termijn van voorlopige oplevering geen sinecure is. Goede afspraken en overleg tussen bouwheer en aannemer zijn hierbij cruciaal. Indien je van oordeel bent dat de uitvoeringstermijn overschreden werd, is het aangewezen om een ingebrekestelling te richten aan de aannemer. Hieraan gekoppeld kan een schadevergoeding worden gevraagd. De bijstand van een advocaat gespecialiseerd in het bouwrecht kan je helpen om je rechten te bepalen en tot een constructieve oplossing te komen.