Wanneer een bouwheer een afspraak maakt met een architect, worden er voorontwerpen gemaakt. De architect is aldus belast met “voorbereidende” studies alvorens een volledige architectenopdracht werd toegekend. Recente rechtspraak stelt dat de “voorbereidende studies” van een architect in principe moeten worden vergoed.
Het Hof van Cassatie meent dat een voorovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen ook al is deze niet schriftelijk opgesteld. Het geschrift is geen vormvereiste voor de totstandkoming van de voorovereenkomst. Het ontbreken van een overeenkomst waarin erelonen zijn opgenomen, doet geen afbreuk aan het recht van de architect om vergoed te worden voor de geleverde prestaties.
Wanneer goede ereloonafspraken echter ontbreken, zal de architect die een vergoeding wil voor de geleverde prestaties het bewijs moeten leveren dat de bouwheer een opdracht heeft gegeven tot het maken van een voorstudie. Tevens zal hij moeten aantonen welke prestaties hij geleverd heeft en wat de concrete tijdsbesteding is geweest.
Gezien het bedrag of de berekeningswijze van het ereloon niet voorafgaand zijn vastgelegd, zal de architect ook zelf – bij wijze van partijbeslissing – zijn ereloon op redelijke wijze moeten begroten. Weliswaar moet het gevraagde ereloon een marktconforme vergoeding in functie van de geleverde prestaties zijn.
De bouwheer die een ereloon betwist, dient het bewijs ervan te leveren. Bij de voorstudie zal de architect in de regel een onderzoek doen naar de juiste terreingegevens en de stedenbouwkundige bepalingen. Er zal een studie van het bouwproject gemaakt worden, waarbij rekening wordt gehouden met het definitief programma van wensen en verwachtingen en het beschikbaar budget, om hiermee de fase van het voorontwerp te kunnen starten. Bij verbouwings- en renovatiewerken zal er een opmeting gebeuren van de bestaande toestand om met de juiste plannen van start te kunnen gaan.
Wanneer de bouwheer een ontwerp aflevert dat niet conform is, dient de bouwheer daarvan het bewijs te leveren aan de hand van de concrete feitelijke gegevens waarover wij thans niet beschikken. Al in mei 2014 werd evenwel intussen de wetgeving op de handelspraktijken van toepassing verklaard op de vrije beroepers, waaronder de architect. Met de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht vallen de activiteiten van vrije beroepen nu ook onder de verplichtingen van boek VI WER “Marktpraktijken en consumentenbescherming”.
Het is dus zo dat architecten gehouden zijn aan de informatie- en adviesplicht naar de particuliere bouwheer (consument) toe. Artikel XIV.3 Wetboek Economisch Recht (WER) bepaalt dat de beoefenaar van een vrij beroep ten aanzien van een consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie moet verstrekken, indien die informatie al niet duidelijk is uit de context, zo onder meer (art. 14.3.3° W.E.R.) inzake de prijs van het product, de dienst of de manier waarop de prijs moet worden berekend (actieve informatieplicht).
Concreet betekent dit dat de architect ten aanzien van de consument verplicht is om voorafgaand aan zijn optreden op een begrijpelijke wijze informatie te verstrekken over de begroting van zijn ereloon.
De architect dient hiervan het bewijs te leveren. Om moeilijkheden van bewijs te voorkomen, is het aangewezen dat de architect deze afspraak steeds vooraf maakt en schriftelijk aan de cliënt bevestigd. Een andere wijze van informatieverstrekking die sluitend is, is het aangaan van een overeenkomst voorafgaand aan het optreden van de architect.
Indien je meent dat de architect fouten heeft begaan en/of zijn werk niet volgens de regels van de kunst heeft uitgevoerd, kan je dit best schriftelijk meedelen door de factuur schriftelijk te protesteren. Tevens kan er gewezen worden op het mogelijk ontbreken van voorafgaande informatie overeenkomstig het WER.