Een postinterventiedossier (PID) is verplicht bij elke verkoop van een woning of appartement in België waarvan de bouw is begonnen na 1 mei 2001 of waaraan werken zijn uitgevoerd sinds 1 mei 2001, door één of meerdere aannemers.
Het postinterventiedossier wordt opgemaakt of aangevuld door de veiligheidscoördinator. Steeds wanneer er werken worden uitgevoerd, dienen deze wijzigingen opgenomen te worden in het postinterventiedossier. Wanneer de eigenaar van de woning zelf werken uitvoert, is hijzelf verantwoordelijk voor het PID.
Wanneer de woning verkocht wordt, is de aanwezigheid van een correct postinterventiedossier vereist. Indien er geen PID is, zal de verkoop niet persé ontbonden worden. De verkoper dient dan op eigen kosten een PID te laten opmaken door een veiligheidscoördinator of architect, ten laatste tegen het verlijden van de akte. Indien de verkoper dit niet wilt doen, kan men met de verkoper een clausule voorzien in de verkoopovereenkomst waarin de verkoper aansprakelijk gesteld zal worden voor problemen of aansprakelijkheden die optreden in hoofde van de koper ten gevolge van het ontbreken van een PID. Men kan er ook voor kiezen de koop te laten ontbinden op grond van dwaling of bedrog binnen het kader van een gerechtelijke procedure.
Bovenstaande redenering kan ook toegepast worden in het geval achteraf blijkt dat men beschikt over een PID dat behept is met fouten. In eerste instantie kan men de verkoper hier over aanspreken/in gebreke stellen en melding maken van het gebrekkige PID alsook de nadelen of schade die dat voor jou als koper met zich meebrengt.
Ofwel kan de verkoper worden aangesproken omdat er sprake is van een wilsgebrek (dwaling of bedrog) en waarbij de overeenkomst kan ontbonden worden en partijen worden teruggeplaatst alsof er nooit een overeenkomst heeft bestaan. De bewijslast voor een dergelijk wilsgebrek is eerder zwaar en als koper wenst men niet altijd een ontbinding van de overeenkomst met teruggave van de woning na te streven. De piste van het wilsgebrek lijkt in dit geval niet het meest aangewezen.
Ofwel kan de verkoper worden aangesproken omwille van verborgen gebreken. Indien men het gebrek had gekend, had men als koper mogelijks een mindere prijs betaald. De koper kan een vergoeding vragen voor de geleden schade/nadeel/kosten. In de koopovereenkomst wordt echter vaak een clausule opgenomen waardoor de verkoper de woning verkoopt in de staat waarin het zich bevindt en dat hij niet kan worden aangesproken voor zichtbare of verborgen gebreken. Een dergelijke clausule is maar geldig indien de verkoper niet te kwader trouw is of m.a.w. indien hij het gebrek niet kende. Indien de verkoper de initiële bouwheer was, en gelet op de vraagstelling lijkt dat hier het geval, kan geargumenteerd worden dat hij de toestand kende en derhalve een PID heeft afgeleverd dat niet overeenstemt met de werkelijkheid. In dat geval is de verkoper te kwader trouw. Bij een professionele verkoper ligt de verantwoordelijkheid nog hoger. Indien de verkoper de woning niet zelf heeft gebouwd maar van een derde heeft gekocht, kan het zijn dat hij helemaal niet op de hoogte was van het verschil tussen het PID en de reëel uitgevoerde werken. In dit laatste geval zal de clausule waarschijnlijk wel als geldig worden beschouwd.
In ieder geval lijkt het ons aangewezen een advocaat te raadplegen teneinde een meer sluitend advies te bekomen. Een advocaat kan je bovendien steeds bijstaan in de al dan niet gerechtelijke stappen ten aanzien van de verkoper om een correcte aflevering van het PID te verkrijgen.