Ik neem aan dat het een verbouwing is als je een niewe gevelsteen gaat zetten.
De R-waarde wordt vaak gebruikt om de isolatiewaarde van 1 laag aan te geven. De R-waarde is de dikte van het materiaal in meter gedeeld door de warmtegeleidingscoëfficiënt van het materiaal (λ-waarde). De λ-waarde van de meest gebruikelijke isolatiematerialen kun je terugvinden op deze site: of op de site van de fabrikant.
De isolatiewaarde van een gebouwonderdeel wordt dan weer uitgedrukt in een U-waarde.
U = 1/Rt. Die Rt-waarde is de totale R-waarde, de som van de verschillende R-waarden van alle lagen van de constructie.
hier nog even na mekaar:
R = warmteweerstand (m²K/W) hoe hoger hoe beter
U = warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m²K) hoe lager hoe beter
d = dikte uitgedrukt in meter (m)
l = lambda-waarde warmtegeleidingscoëfficiënt (W/mK) hoe lager hoe beter
Als we gaan rekenen naar 1 laag kunnen we deze formules gebruiken:
R = d /l
d = R xl
l=d / R
U =l/ d
d =l/U
l= U * d
Voor verbouwingen zoals het voorplaatsen van een gevelsteen is er eigenlijk geen wettelijke norm maar bijkomend isoleren is natuurlijk altijd een goede keuze. Voor de premieregeling (2019) moet de isolatielaag een R-waarde van minimaal 3 m²k/W hebben.
Voor nieuwe wanden, ook in verbouwingen, zijn de maximale U-waarden voor nieuwbouw dan weer van kracht.
Zie daarvoor de eisentabellen achter deze (lange) link:
Met een PIR / PUR isolatie met een l-waarde van 0.022 W/mK kom je aan een dikte
d = R xl wat dus 3 x 0.022 = 0.066 meter ≈ 7 cm. Maar beter doen dan die R-waarde van 3 is zeker aan te bevelen.
De U-waarde gaat over de hele wandopbouw. Die kun je gaan berekenen op de Duitse site www.ubakus.de. Daar moet je wel eerst een gratis account aanmaken en de site werkt ook min of meer in het Nederlands.
Voor nieuwbouwwanden wordt een U-waarde van maximaal 0.24 W/m²K gevraagd. In de BENOvatie-doelstellingen van de Vlaamse overheid wordt ook bij verbouwingen die 0.24 W/m²K gevraagd.
Op de website van het Vlaams Energieagentschap staat duidelijk dat de medewerking van een architect verplicht is: https://www.energiesparen.be/verlaagde-registratierechten-ier. Een architect is een bouwprofessional die je onafhankelijk advies kan geven over de verschillende mogelijkheden en technieken. De architect zorgt ook voor het opmaken van detailtekeningen, opvragen en vergelijken van offertes, de begeleiding in de keuze van de aannemer, de opeenvolging van de werken en de controle op de uitvoering, het nazicht van de facturatie en nog wat andere dingen. Voor een IER moet er ook een EPB-verslag opgemaakt worden waarbij de architect nauw kan samenwerken met een EPB-verslaggever. Samen bewaken ze dan ook dat het nodige E-peil bereikt wordt: E90 of E60 voor respectievelijk een kortin,g KI gedurende 5 jaar van 50 of 100 %. Dat is de regeling 2019 (datum bouwaanvraag / melding). In 2020 valt de regeling E90 weg.
Aan de andere zijde zijn de werken die moeten uitgevoerd worden voor een ingrijpende energetische renovatie niet vergunningsplichtig, hoogstens is er een meldingsplicht. Voor een architect zit daar niet veel creatief werk in en is het grotendeels een administratieve taak.
Dat is ook recent aangekaart bij het VEA en wordt een beslissing verwacht in de nabije toekomst.
Van zodra je raakt aan de dragende structuur van de woning zoals het weghalen van dragende muren of vloeren of het vergroten van openingen in dragende muren ben je verplicht om beroep te doen op de kennis en ervaring van een architect. Ook bij uitbreiding van het gebouw is dat zo.
Een architectenopdracht omvat naast het administratieve luik zoals de omgevingvergunning (vroegere bouwaanvraag) ook een controle op de werken en nog een hele hoop andere dingen.
Wat zo'n architectenopdracht allemaal inhoudt staat hier:
Naast je architect heb je ook een ingenieur stabiliteit, veiligheidscoördinator, EPB-verslaggever en een ventilatieverslaggever nodig. De diensten van al die mensen moeten ook gecoördineerd worden evenals de werken die de aannemer(s) uitvoeren. Ook je eigen werk vraagt wat coördinatie qua fasering en volgorde van uitvoering.
De EPB-verslaggever is verantwoordelijk voor de correcte weergave van de getallen en doet dat in overleg met de architect om de ambitie op gebied van het E-peil wel degelijk te halen. En dat zijn een behoorlijk aantal gegevens die nodig zijn voor een correct EPB-verslag.
Bij een gedeeltelijke of beperkte opdracht kan de architect een contract opmaken voor een deel van de architectenopdracht maar dan moet je voor de rest van de architectenopdracht wel een andere architect aanstellen. Dat maakt de dingen vaak nodeloos ingewikkeld.
Niet essentiële dingen zoals schilderwerken, lichte wanden, installatie sanitair of keuken kun je wel uit de opdracht halen. Maar bedenk wel dat in een bouwproces veel aan mekaar hangt. Er is een wisselwerking tussen een ventilatiesysteem (verplicht bij IER) en de dampkap van de keuken. Afwerkingen van vloeren moeten compatibel zijn met een eventuele vloerverwarming. De voorziene isolatie moet correct geplaatst worden en de dampschermen moeten zorgvuldig aangebracht worden. De elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften AREI. Ook voor de sanitaire installatie zijn er voorschriften die moeten gevolgd worden. Die laatste twee dingen weten de installateurs elektriciteit en sanitair ook wel en de werken worden ook gekeurd door een onafhankelijke keuringsorganisme.
Over gedeeltelijke of beperkte opdrachten bestaat rechtspraak, zowel tuchtrechtspraak van de Orde van Architecten als van burgerlijke rechtbanken.
En een architect heeft ook een verplichte beroepsaansprakelijksverzekering. Ook daar hanteren ze een aantal principes. Hier een pagina van zo'n verzekeringsinstantie (protect):
Door eerst de isolatie-ingrepen uit te voeren ga je je warmtebehoefte naar beneden halen. De nieuwe installatie CV wordt dan gedimensioneerd op die nieuwe warmtebehoefte. Als je de volgorde omdraait gaat de nieuwe ketel overgedimensioneerd zijn en overgedimensioneerde ketels werken minder efficiënt en energiezuinig.
Ga bij de aanpassing van de CV-installatie uit van een laag-temperatuur systeem. Zo'n laag-temperatuursysteem kan aangestuurd worden met een warmtepomp. Als dat budgettair nu niet haalbaar is kun je bij de volgende vervanging van de CV-ketel die warmtepomp terug in overweging nemen. Aardgas blijft een fossiele brandstof met CO2 productie tot gevolg en is een aflopend verhaal.
In elke provincie heb je een provinciaal steunpunt duurzaam bouwen waar je onafhankelijk advies kunt krijgen.
De EPB-regelgeving is pas in 2006 van start gegaan. Voor die datum was er enkel een K-peil berekening vereist. De aanvraagdatum van de bouwaanvraag (stedenbouwkundige vergunning) is daarbij bepalend.
Een E-peil wordt berekend met een aantal parameters. Het K-peil is er daar één van maar er wordt ook naar een hele hoop andere dingen gekeken: verwarming, bereiding sanitair warm water en leidinglengtes, ventilatie, mogelijke oververhitting, zonwering, koeling, toepassingen hernieuwbare energie, ...
Je kunt dus niet zomaar een omzetting maken van een K-peil naar een E-peil.
De software om het E-peil te berekenen is vrij te downloaden op de site van het Vlaams Energieagentschap: http://www.energiesparen.be/epb/prof/software. Dat softwarepakket werkt behoorlijk ingewikkeld. Er is wel een handleiding beschikbaar maar voor niet-professionelen is die software niet echt gebruiksvriendelijk.
Een vereenvoudigde versie kun je on-line uitproberen op de site
Voor bestaande woningen wordt er enkel een EPB berekend bij ingrijpende verbouwingen waarbij de Vlaamse overheid ook een te respecteren maximaal E-peil bepaald heeft. Verder heb je als eigenaar geen nood aan een E-peil voor een bestaande woning. Bij verkoop of verhuur is er wel een EPC nodig. Dat wordt eveneens met een gestandaardiseerd softwarepakket uitgerekend. Die software is gebaseerd op de EPB-software. Ook een EPC kun je gaan simuleren op de eerder vermelde website:
Zowel de EPB als de EPC op die site zijn simulaties en geen officieel aanvaarde rapporten. Voor een bestaande woning kun je geen officieel EPB attest krijgen. Je kunt het wel door een officieel EPB-verslaggever laten berekenen maar het kan niet geregistreerd worden op de databank van de Vlaamse overheid. Een EPB attest voor je woning kan wel geregistreerd worden in de databank.
Over de kostprijs van een EPB-verslaggever of een EPC attest vind je het op het Livios Forum verschillende vraag-en-antwoord pagina's.
Alle productie wordt aan het net geleverd en ondertussen neem je stroom af van het net. Op momenten dat er meer geleverd wordt dan je zelf van het net afneemt draait je meter achteruit. Daarom wordt de berekening ook op jaarbasis gemaakt; het is het netto verschil tussen verbruik en productie dat je jaarafrekening zal worden.
Elektrisch verbruik kun je compenseren met PV-panelen. kWh die je uit gasverbruik haalt kun je niet compenseren. Om die reden is de combinatie warmtepomp en PV-panelen populair.
Omdat je het net gebruikt als een grote buffer betaal je daar ook een bijdrage voor: dat is het prosumententarief. Dat verschilt van netwerkbeheerder tot netwerkbeheerder en kun je terugvinden op de site van de VREG (Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt)
Die vergoeding is blijkbaar niet opgenomen in de berekening van de bouwpromotor.
Met een bidirectionele meter kun je het prosumententarief vermijden. Maar als je verbruiksperiode en productieperiode niet goed met mekaar overeen komen is dat niet altijd interessant. Dat staat uitgelegd in dit document van Eandis over het prosumententarief (vanaf punt 16 op pagina 10):
De schuine stukjes dak zou je eventueel kunnen isoleren door daar een isolatiemateriaal te laten inblazen. Dat kan, na het verwijderen van de OSB op de zolder misschien wel vanop de zolder uitgevoerd worden zodat je geen gaten moet boren in de gipspleister. Ideaal is dat niet omdat er geen dampscherm aanwezig is. En een tweede voorwaarde is ook dat er een onderdak zou moeten zijn.
Voor het isoleren van een houten zoldervloer is een dampscherm nodig. Dat kun je eventueel tussen de balken aanbrengen maar dat is een omslachtig werk. Per vak tussen de balken ga je dan een folie aanbrengen, zo laag mogelijk nieten of vastzetten met een klemlat + afkleven met een aangepaste tape. Daarna kun je de ruimte tussen de balken opvullen met matachtige materialen: rotswol, glaswol, houtwol, vlas- of hennep-isolatie, … Het gebruik van isolatievlokken (glaswol, rotswol, cellulose) kan eveneens.
(Zie schets in bijlage)
Een meer eenvoudige uitvoering:
Plaats boven op de OSB zoldervloer een dampscherm. OSB op zich is niet altijd dampdicht. Tape het dampscherm netjes af op de naden en aan de zijkanten. Leg bovenop de zoldervloer drukvaste isolatieplaten. Te gebruiken materialen zijn
Leg daar bovenop terug een OSB-plaat voor de beloopbaarheid.
(Zie schets in bijlage)
Wil je met matachtige materialen gaan werken kan dat ook. Dan ga je een bijkomende balklaag voorzien. De opbouw wordt dan, vanop de bestaande OSB:
De dikte van de isolatie is afhankelijk van je eigen ambitieniveau en het gebruikte materiaal.
(Zie schets in bijlage)
In 2017 is er een premieregeling voor dakisolatie of zoldervloerisolatie. Daarvoor moet je een R-waarde van 4.5 m²K/W halen.
De R-waarde =
Dan krijg je deze formules
R =
λ =
d = λ . R
Als je een R-waarde van 4.5 m²K/W wil behalen en dat uitvoeren met een isolatiemateriaal met een λ-waarde van 0.035 W/mK wordt de dikte:
Voor het aanmaken van PUR en PIR wordt een gas gebruikt. De vroegere (H)CFK's zijn vervangen door pentaan. Pentaan isoleert beter dan lucht maar verdwijnt wel uit het kunststofschuim. Ook als die gesloten cellig zou zijn. De fabrikanten houden daar wel rekening mee in het bepalen van de λ-waarde. Die factor veroudering wordt daar wel in verrekend.
PUR/PIR worden in de milieuklassificatie van NIBE (Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie) in 1 rubriek behandeld en als evenwaardig beschouwd. Die krijgen een klassificatie 2B mee (Klasse 1 is de beste milieukeuze).
Sinds kort is die informatie vrij beschikbaar, je moet wel een (gratis) account aanmaken: Ze maken wel een verschil tussen PUR/PIR voor spouwmuren en voor vloerisolatie. In dat laatste geval wordt de klassificatie 4C. Dat is ineens een stuk minder goed.
Eenduidig is het dus allemaal niet.
In bijlage een presentatie van Leefmilieu Brussel waar ze isolatiematerialen op een rijtje zetten. Daar geven ze ook de getallen van BRE (Building Research Establishment- UK). En daar zit dus ook een verschil tussen beide lijstjes. Dat heeft ook te maken met de rekenmethodiek waarmee ze de milieubelasting gaan bepalen.
Ytong bestaat in een aantal types en die krijgen een codering C#/*; op de plaats van de # staat een getal van 2 tot 5, de * staat voor een getal van 300 tot 650. Dat laatste getal geeft de volumemassa aan. Daar hangt ook de maximale belasting mee samen.
En elk van die types heeft dan ook zijn eigen specifieke warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde).
De beste waarde is daar 0.080 W/mK. Dat is voor het minst draagkrachtige blok. Al die dingen kun je nalezen op de technische fiche van Ytong:
In die fiche hebben ze ook al de U-waarde berekend voor een aantal typeoplossingen. Een wand van 24 cm Ytong haalt daar in het beste geval een U-waarde van 0.31 W/m²K. De huidige norm voor nieuwbouw is een U-waarde van 0.24 W/m²K:
De isolatiewaarde kun je berekenen. Die wordt uitgedrukt in een R-waarde en de R-waarde is de dikte van het materiaal in meter gedeeld door de warmtegeleidingscoëfficiënt van het materiaal (l-waarde).
De l-waarde van de meest gebruikelijke isolatiematerialen kun je terugvinden op deze site:
De isolatiewaarde van een wandopbouw (muur, dak, vloer, …) wordt vaak uitgedrukt in een U-waarde. U = 1/R
De rest is eigenlijk algebra maar hier nog even na mekaar:
R = warmteweerstand (m²K/W) hoe hoger hoe beter
U = warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m²K) hoe lager hoe beter
d = dikte uitgedrukt in meter (m)
l = lambda-waarde warmtegeleidingscoëfficiënt (W/mK) hoe lager hoe beter
Als we gaan rekenen naar 1 laag kunnen we deze formules gebruiken:
R = d / l
d = R x l
l= d / R
U =l/ d
d =l/ U
l= U* d
De R-waarden kun je rekenkundig optellen en aftrekken.
De U-waarde van de wand is nu 0.31 W/m²K. Dat komt dus overeen met een R-waarde van 1/U = 1/0.31 »3.23 m²K/W.
De R-waarde die je voor nieuwbouw moet realiseren is 1/0.24 » 4.17 m²K/W.
Ten opzicht van de bestaande wand zou je dus nog op zoek moeten gaan naar een bijkomende R-waarde van 4.17-3.23 = 0.94.
Met een polystyreenisolatie met een λ-waarde van 0.036 W/mK heb je daar dus een dikte van 0.94 * 0.036 = 0.034 meter of, afgerond naar boven 3.5 cm.
De huidige norm van de Vlaamse overheid blijft behouden tot zeker 2021 wanneer we naar Bijna-energie-neutrale woningen moeten gaan. Maar je kunt natuurlijk altijd beter doen. Voor laag-energie-woningen schuiven we een U-waarde van 0.20 W/m²K naar voor terwijl je voor passiefconstructies zelfs naar 0.15 W/m²K gaan.
Als je die 3.5 cm als buitengevelisolatie zou toepassen lijkt het logisch om direct naar een betere isolatiewaarde te streven dan de wettelijke norm. Die extra centimeters isolatie gaan niet de grote meerkost zijn.
Bijkomend isoleren van gevelwanden doe je best aan de buitenzijde. Dan kun je koudebruggen beter opgelost of vermeden worden.
Er is Vlaamse wetgeving die toestaat om de bouwlijn met 14 cm te overschrijden om bijkomend te isoleren.
Het plaatsen van een gevelsteen als regen- en windbescherming is dan weer een erg dure oplossing. Die gevelsteen moet ook gefundeerd worden. Dat houdt ook in dat er aanzienlijke graafwerken moeten uitgevoerd worden.
Je kunt tegen de bestaande wand een keperwerk (laten) plaatsen en de ruimte tussen de kepers opvullen met isolatie. Tussen houtstructuren werken we met flexibele materialen: minerale wol, houtwol, vlas, hennep, … De rest van de constructie is dan een onderdakfolie of -plaat aan de buitenzijde als regendichting + latwerk + afwerking naar keuze: plaatmateriaal, hout, metaalbekleding, …
Dit kun je ook met cellulose-isolatie laten uitvoeren. Dan wordt na de draagstructuur eerst de onderdakfolie of –plaat geplaatst waarna de ruimte tussen de draagstructuur wordt ingeblazen met de cellulosevlokken.
Met stijve isolatieplaten kun je de platen tegen de wand gaan klemmen met een klemlat. Vanop die lat kun je dan verder met de buitenafwerking zoals hierboven.
Een veel gebruikte oplossing is het plaatsen van een isolatielaag die afgewerkt wordt met een pleisterlaag (wat we doorgaans crepi noemen).
Het klassieke materiaal waarop deze pleisterwerken geplaatst worden is polystyreen-isolatie maar de meeste firma’s bieden ook rotswolisolatie met hoge densiteit aan.
Het kan ook met bio-ecologische materialen. Dan kom je al snel uit op houtwolisolatie (Pavatex, Gutex, Steico, …) die geschikt is voor gebruik buiten en bepleisterd kan worden.
Een tussenoplossing is het gebruik van een polystyreen die aangemaakt is uit biologische grondstoffen. Dat blijft een chemisch product maar de oorsprong is wel biologisch. Een Nederlandse firma is bvb .
Zonder het vervangen van het schrijnwerk ga je rond de ramen koudebruggen (bruggetjes) krijgen maar doordat je wanden al in Ytong zijn uitgevoerd is dat in deze situatie niet zo erg.
Welke oplossing er ook wordt gekozen, raadpleeg altijd de technische dienst van je gemeente.
Het eventueel risico op inwendige condensatie kan voor elke uitvoering nagekeken worden met deze on-line toepassing. Weliswaar in het Duits en je moet je wel (gratis) registreren:
De vzw Enter is het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid. Levenslang wonen, wonen voor ouderen en meegroeiwonen zijn enkel van hun aandachtspunten.
In het verleden bestond het Platform Wonen van Ouderen. Die is nu opgegaan in de VZW Enter. Het Platform heeft in 1999 de . Die kun je ook nog wel terugvinden op het WereldWijde Web. En de zoekterm levert ook de nodige informatie.
Een paar praktische tips (van de vele die je kunt toepassen) die je ook in de ontwerpgidsen zult tegenkomen:
Voorzie een aantal stopkontacten op een hoogte van ± 70 cm. Dat werkt gemakkelijker dan een stopkontact dat je ergens aan de plint moet gaan zoeken, zeker als het bukken wat moeilijker gaat.
Als je in deze fase nog geen extra brede deuren wil voorzien kun je wel bredere lateien laten plaatsen. Dan kun je in een latere fase gemakkelijker de deuren verbreden. Een brede deur is noodzakelijk voor rolstoelgebruikers maar ook handig als je op een stok of looprekje bent aangewezen. Een rolstoel op je oude dag is een worst-case-scenario. Maar als je daar alles op afstemt kun je weinig dingen vergeten.
Voorzie de mogelijkheid om op de gelijkvloerse verdieping een volwaardige woongelegenheid te installeren, zo nodig met wat aanpassingswerken. Met die eventuele aanpassingswerken kun je ook al rekening houden: wachtleidingen sanitair, lichte verwijderbare wanden, ... Voorzie ook dat een elektrische scooter veilig kan gestald worden.