Beste,
Wie aan volgende drie voorwaarden voldoet, MOET de wet Breyne naleven.
1) Het gebouw is bestemd voor huisvesting of gemengd gebruik (beroepsdoeleinden en huisvesting)
2) De verkoper, promotor of aannemer verbindt er zich toe om dergelijk gebouw te "bouwen", te "laten bouwen", of te "verschaffen
3) De koper of opdrachtgever is verplicht één of meerdere stortingen te doen voor de voltooiing van het gebouw.
Dat impliceert dat elke overeenkomst, verbintenis, feiten en daden aan de wet onderhevig zijn.
De wet zegt dat het voorschot van het te bouwen goed ten hoogste 5% mag bedragen.
Die wet zegt bovendien dat een aannemer niet meer mag factureren dan datgene wat in werkelijkheid reeds gerealiseerd is.
Ten slotte moet de aannemer een solvabiliteitswaarborg van 5% van de bouwprijs storten in fonds als bescherming van consument bij eventueel faillissement.
De gevraagde voorschotten van 40% één week na de offerte en 40% bij starten van de werken komen mij argwanend over. Het huis is al voor 80% betaald aan de aannemer zonder dat er voor dat bedrag een tegenwaarde aanwezig is.
Normaliter splitst men volgens welbepaalde schijven : bv. 5% bij ondertekening contract. 10% na uitvoering van de funderingen, 30% na overwelving van het gelijkvloers,15% na onder dak zetting, 10% na plaatsing buitenschrijnwerk, 15% na plaatsing van stenen vloeren, 10% na uitvoering van binnenschrijnwerk, en tenslotte 5% bij voorlopige oplevering.
Dit voorbeeld illustreert duidelijk dat de klant dan waar voor zijn geld heeft, en de aannemer altijd een stapje voor blijft.
Michel