Al hetgeen dat boven uw eigendom in de lucht hangt is van u(Napoleon). Probleem is bij wie moet u zijn?
Ben je daar zeker van? Is een stuk hoogspanningslijn dan ook van U. Even iets opgezocht wat de wetgeving ter zake lijkt te zijn. En dat is al heel wat minder zwart/wit.
Onder voorbehoud van andere bepalingen in dit Boek, strekt het eigendomsrecht op de grond zich enkel uit tot een hoogte boven of diepte onder de grond die voor de eigenaar nuttig kan zijn voor de uitoefening van zijn bevoegdheden. Hij kan zich bijgevolg niet verzetten tegen een gebruik door een derde op een hoogte of een diepte waarop de actuele eigenaar, gelet op de bestemming en de toestand van de grond, redelijkerwijze geen gebruiksbevoegdheid zou kunnen uitoefenen.
Een eigenaar kan in overeenstemming met de wet op, boven en onder de grond bouwwerken of beplantingen aanbrengen.
Deze regel heeft tot doel om de uitgestrektheid van de grondeigendom te vervolmaken. Eigendom is uiteraard niet beperkt tot de conceptuele aardkorst, maar omvat ook de ruimte boven de grond en de ondergrond. Anders zou de mogelijkheid om bouwwerken of beplantingen aan te brengen, illusoir zijn. Wanneer in dit ontwerp de grond wordt geregeld, wordt dus de driedimensionele ruimte geviseerd. De voorgestelde bepaling spoort met de gegroeide opvatting rond de hoogte en de diepte van het eigendomsrecht. Onder het oude recht aanvaardde men dat eigendomsrecht zich ook tot een absolute hoogte en diepte uitstrekte (“usque ad coelum, usque ad infera”). Deze opvatting is echter verlaten ten voordele van een functionele eigendomshoogte en -diepte. De eigendomssfeer laat zich dus niet mathematisch afbakenen, maar wordt bepaald in functie van de bestemming en de toestand van de grond. Hiervoor dient rekening te worden gehouden met de reële of potentiële exploitatiemogelijkheden vanwege de eigenaar, in het licht van de economische, stedenbouwkundige en bouwfysische gegevens van de grond. Er is, naar Nederlands voorbeeld, een afzonderlijke alinea opgenomen in verband met nutsleidingen. Deze bepaling beoogt in een algemene regeling te voorzien voor nutsleidingen, die in het kader van een openbare erfdienstbaarheid zijn aangelegd. Op die manier wordt de sectorale regelgeving binnen de telecommunicatie, water, gas en elektriciteit, op zakenrechtelijke niveau voor wat de eigendomsvraag betreft, overstegen. Het derde lid waarborgt dat alle nutsleidingen die op bevoegde wijze op, boven of onder andermans grond dan wel in andermans gebouw worden aangelegd, aan de nutsoperator toebehoren.