Heb je al lang zonnepanelen op je dak? En overweeg je die te vervangen door panelen die meer opbrengen? Dan riskeer je mogelijks geld te verliezen … omdat je geen aanspraak meer maakt op groenestroomcertificaten. Hoe zit dat precies en hoe vermijd je het probleem?
In 2006, bijna twintig jaar geleden, waren zonnepanelen veel duurder dan vandaag. En dus lanceerde de Vlaamse overheid een maatregel om de plaatsing van zonnepanelen te stimuleren. Als je panelen liet leggen, kreeg je gedurende een bepaalde periode groenestroomcertificaten die aantonen hoeveel groene stroom je produceerde, geregistreerd door een groenestroommeter. Die certificaten kon je dan verkopen.
Jaren later, in 2015, schafte Vlaanderen de maatregel weer af. Maar je ontvangt momenteel mogelijk wel nog groenestroomcertificaten door je installatie, tot uiterlijk 2033, naargelang het moment waarop je je zonnepanelen in dienst nam. Ook in Brussel kan je nog groenestroomcertificaten bekomen. Maar om er aanspraak op te blijven maken, moet je wel aan enkele voorwaarden voldoen, als je je panelen vervangt.
Wanneer mag je vervangen?
Je mag je zonnepanelen maar vernieuwen met behoud van groenestroomcertificaten, als je kan aantonen dat je bestaande panelen beschadigd zijn, om een andere reden defect zijn of door een productiefout niet genoeg elektriciteit opbrengen. Dus niet als ze normaal rendementsverlies vertonen door normale slijtage. Naargelang de soort en de kwaliteit is een rendementsverlies van 0,5 tot 2% per jaar niet uitzonderlijk.
Defecte of beschadigde zonnepanelen moet je dan één op één vervangen door panelen van hetzelfde merk, type en paneelvermogen. Hetzelfde vermogen behouden is mogelijk wel moeilijk. De kans bestaat namelijk dat je merk ondertussen jouw type zonnepanelen met een groter piekvermogen verkoopt, niet langer met je oorspronkelijke vermogen.
Hoe los je dat dan op?
Het piekvermogen van je totale installatie mag dan toenemen, maar niet onbeperkt. Kan de omvormer van je zonnepaneleninstallatie maximaal 25 kVA opbrengen? Dan mag het totale piekvermogen van je installatie ten hoogste 10% meer bedragen dan oorspronkelijk. Wanneer de maximale output van je installatie meer dan 25 kVA bedraagt, mag die hoogstens 1 KWp hoger liggen dan oorspronkelijk. Vraag ook zeker aan je installateur om een bidirectionele groenestroommeter te plaatsen, als je een thuisbatterij aan je installatie toevoegt. Anders registreert de groenestroommeter de vrijgekomen stroom van de batterij als extra geproduceerde elektriciteit en lijkt het voor Fluvius alsof je vermogen toeneemt, wat je dus niet wilt.
Wat als je totale vermogen sterker toeneemt?
Stel dat de toename meer dan 10% bedraagt, als je installatie maximaal 25 kVA opbrengt. In dat geval moet je de opbrengst van het vermogen boven die limiet op een of meer aparte omvormers installeren en niet langer via de groenestroommeter laten meten. Doe je dat niet en plaats je nieuwe panelen met veel meer vermogen? Dan breid je je installatie uit, blokkeert Fluvius je groenestroomteller, en verlies je je groenestroomcertificaten.
Je zou natuurlijk ook de certificaten kunnen laten schieten en je bestaande installatie uitbreiden zonder aparte omvormer, omdat je daarmee meer geld bespaart dan wat de groenestroomcertificaten financieel opleveren. Maar dat hangt af van de toekomstige elektriciteitsprijzen. En aangezien die moeilijk op voorhand in te schatten zijn, behoud je wellicht toch beter je certificaten.