Hoe gaan we extra woningen creëren? Welke rol speelt de architect daarin? Waar lopen zij tegenaan? En hoe gaan we wonen in de toekomst? We zetten drie generaties architecten rond de tafel: Naomi Van Campenhout van atelier n_, Tom Berghmans van TALUD en Hubert Bijnens van BPAgroep - architectuur.
We zouden afstevenen op een wooncrisis. Ervaren jullie dat ook zo?
Naomi: “Niet echt. Ik merk wel dat jonge huizenzoekers bang zijn voor de renovatiekosten. Daardoor durven ze de knoop niet doorhakken. Een architect meenemen op huisbezoek is dan een goede reflex. Want verbouwers willen niet enkel energetisch renoveren, maar ook bijvoorbeeld een hedendaagse leefruimte met zicht op de tuin of een extra badkamer. Woonkwaliteit en comfort gaan hand in hand. Het EPC geef al een richting aan, maar een haalbaarheidsstudie van het pand zou beter zijn. En dat rapport zou bij het huis moeten horen, zodat ook andere potentiële kopers ernaar kunnen teruggrijpen.”
Tom: “Op de manier waarop we nu bezig zijn, schieten we in de eigen voet. Mensen dromen misschien nog van een open bebouwing, maar die is echt niet meer van deze tijd. Verdichting en verkerning wordt nog te vaak tegengehouden. En het is spijtig dat de politiek hierin geen stappen neemt, vaak vanuit electorale belangen. Het besef is er jammer genoeg nog niet, maar op deze manier gaat de toekomst minder rooskleurig zijn en halen we de klimaatdoelstellingen niet. Verdichting moet volgens mij opgelegd worden. Dat is jammer genoeg niet in een wetgeving omgezet en dat maakt dat de prijzen gaan stijgen.”
Hubert: “Is er wel een probleem of gaat het erom dat de woningen te duur zijn? Ik doe niet mee aan het doemdenkscenario. Ik concentreer me liever op de goede zaken of op het probleem om het dan ook op te lossen. In de woningbouw zijn we er op alle niveaus zwaar op vooruit gegaan. Kijk maar eens naar de Vlaamse huisvestingsmaatschappij. Wat voor kwalitatieve woningbouw zij leveren is fantastisch: de schaalgrootte, de stedenbouwkundige impact, … De kwaliteit staat vaak voor op de privéwoningbouw en die is al van hoger niveau dan in heel wat andere Europese landen. Het enige probleem is de hoeveelheid nieuwe woningen en dat heeft te maken met geld en stedenbouwkundige visie. Ik ben ervan overtuigd dat sociale huisvestingsmaatschappijen zeker vier keer zoveel woningen willen bouwen. Maar het budget is er niet en dat is een politieke beslissing. Er zijn voldoende huurwoningen op de particuliere markt. Maar het eigendomsrecht is in België het grote ideaal. En de wachtlijsten voor sociale woningen zijn veel te lang. Geef eens prioriteit aan zij die het écht nodig hebben en de wachtlijsten zouden al sterk verminderen.”
Verdichting, verstedelijking, tweedelijnsbebouwingen, … We moeten anders gaan wonen en bouwen. Welke impact heeft dit op ons woningpark?
Tom: “We moeten sowieso denser gaan bouwen, omdat je hiermee een betere woonkwaliteit bereikt. Waarom geen tweeslaapkamerappartementen van 75 vierkante meter bouwen in plaats van 85 vierkante meter. De 10 resterende vierkante meters kan je dan in een collectieve ruimte steken. Collectieve projecten zijn volgens ons beter dan individuele woningen naast elkaar. Maar dan moeten steden en gemeenten durven afwijken van de bestaande verordeningen. Die verordeningen zijn meestal heel eng geschreven met veel te grote woningen. Vaak hebben we een heel constructieve dialoog tot het vergunningsmoment daar is. Jammer genoeg haalt dan maar 1 op de 2 projecten het. En vaak hebben die projecten een lager ambitieniveau dan initieel.”
Steden en gemeenten moeten durven afwijken van de bestaande verordeningen. Vaak hebben we een heel constructieve dialoog tot het vergunningsmoment daar is
Naomi: “Daarnaast is er nog veel lintbebouwing. Ook daar zijn er opportuniteiten door de zesmeterzone tussen vrijstaande woningen te benutten. Vrijstaande woningen moeten standaard drie meter van de perceelsgrens blijven. Die ruimte kan ingezet worden om naar een achterliggend gebied te gaan. Of de lintbewoners verkopen elk een deel van hun tuin, om zo extra woonruimte te creëren. Uiteraard is het soms moeilijk om iedereen mee te krijgen. En dat is natuurlijk wel de voorwaarde. Inbreidingsprojecten zijn ook een optie. Dan leg je een extra straat aan naar een achterliggende zone waar gebouwd mag worden. In het beste geval gebruik je voor de toegang van die nieuwe straat een wei of stuk bouwgrond of je offert één huis op om extra huizen te kunnen creëren. Gemeenten staan jammer genoeg meestal nog niet open voor dergelijke projecten.”
Waar loop je als architect vaak tegenaan?
Naomi: “We moeten gaan naar kwalitatieve woningen die we inpassen in de bestaande omgeving. Maar daarin worden architecten vaak tegengewerkt. Buren willen het dorpskarakter en straatbeeld behouden, ze vrezen voor extra verkeer en daardoor raken projecten niet of pas na een lange periode vergund. Er liggen ook kansen voor het optimaliseren van de bestaande vrijstaande woningen. Die kan dan bijvoorbeeld tetris-gewijs opgedeeld worden, zodat er meerdere gezinnen kunnen wonen. Daar ligt de meerwaarde van de architect. Zo kan je creatief zijn met bestaande panden, zonder iets aan het straatbeeld te veranderen.”
Hubert: “We zitten met een patrimonium dat verouderd is op energetisch en organisatorisch gebied. De huidige regelgeving biedt te weinig mogelijkheden. Waarom niet een oude woning van de jaren 70 of 80 afbreken en er iets nieuw opzetten? Hou je niet bezig met wat er nog staat, ook al is het bepalend voor het dorpsgezicht. Dat is vaak het grote dilemma. Ga ik verkopen of verhuren is vaak de vraag van eigenaars. Bestaande eigenaars moeten dermate veel investeren om deze panden richting EPC-A of B te krijgen. En daar hebben ze vaak de moed, middelen en goesting niet meer voor. De ruimtelijke ordeningsregels moeten aangepast worden, zodat mensen de vrijheid krijgen om het af te breken en het architecturaal en ruimtelijk optimaal te kunnen invullen. De overheid legt regels op, maar houdt er geen rekening mee of de eigenaarsmarkt daartoe bereid is of er de mogelijkheid voor heeft.”
Moeten de spelregels voor vergunningen veranderen?
Naomi: “Voor creatieve woonvormen, zoals cohousing en kangoeroewonen, bestaat nog geen wettelijk kader. Gemeenten gaan daar hard op de rem staan. Ze mogen iets meegaander zijn in het creatief omgaan met ruimte en het aanpassen van bestaande gebouwen.”
Tom: “Absoluut, daarnaast moet de ambitie naar omhoog. Op zich kan elk perceel een vergunning krijgen, maar de ambitie gaat te laag zijn. Kijk je naar de stedenbouwkundige verordeningen dan staat er wel opgelijst hoe groot de slaapkamer moet zijn, maar er wordt niet gesproken over de woonkwaliteit of de uitdaging naar een klimaatneutrale toekomst toe. Vergunninggevers stellen beter bepaalde spelregels op, zoals er moet gelijkvloers een handelspand zijn, maar ook een gedeelde tuin, ruimte voor autodelen, enzovoort. Duidelijke spelregels met ambitie. Ik ben architect geworden om de wereld te verbeteren, maar soms is de logica ver zoek. Op de huidige manier gaan we er niet komen en gaan we terug gekatapulteerd worden naar Stevaert-tijden. Nu hebben we nog marge om een beter ruimtelijk beleid uit te rollen. Maar als we op de huidige manier verder doen, dan staan we met de rug tegen de muur en zal een herstelbeleid nog meer aan de orde zijn om naar een duurzaam ruimtelijk model te gaan, waarbij uitdoofscenario´s onteigeningen en zelfs sloop aan de orde zullen zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de onthardingspolitiek die in casu ook reeds een herstelmaatregel is.”
Ik ben architect geworden om de wereld te verbeteren, maar soms is de logica ver zoek. Als we niet opletten gaan we terug naar Stevaert-tijden
Klassieke verkavelingen zijn typerend voor Vlaanderen. Hoe pakken we die aan?
Naomi: “Bij bestaande verkavelingen zijn de bouwvoorschriften vaak de boosdoener en daar wordt niet van afgeweken. Bij verkavelingen ouder dan 15 jaar mag je een afwijking aanvragen. Er wordt dan gekeken naar de context van de ruimtelijke ordening en die is niet innovatief. Want wat is er mis met het bouwen van een woning in de achtertuin van je ouders?”
Tom: "Tweedelijnsbebouwing is de manier om klassieke verkavelingen verder te verdichten. Net zoals het opsplitsen van een grote vrijstaande villa in twee gezinswoningen. De passiefnorm halen moet dan de minimumvoorwaarde zijn. Maar bij elke afwijking die je aanvraagt, hang je af van de gratie van het stedenbouwkundig college.”
En wat bij nieuwe verkavelingen? Mogen die ook niet wat ambitieuzer?
Naomi: “ Bij nieuwe verkavelingen wordt het hoog tijd dat de landmeter stopt met rechte vakken te tekenen. De typische percelen met een bouwoppervlak van 9 op 15 meter met twee verdiepingen en een hellend dak erop zijn passé. Vraag aan een stedenbouwkundige architect om dat te doen. En tot slot: maak vergunningen eenvoudiger. Om je ramen te vervangen of je buitengevel te isoleren heb je echt geen architect nodig.”
Hubert: “Ik ben optimist. Er is gezien het aantal extra woningen dat er nodig is, veel werk. Gelukkig zijn er in ons land veel kwalitatieve architecten, dat is niet het probleem. Geld blijft het probleem. Als je in de privé renderend kan bouwen, dan zullen de prijzen ook navenant zijn. Maar dan moeten gemeenten wel toelaten om kleinere woningen te bouwen, en daar krijg je niet altijd vergunningen voor. Stap eens af van die regels van twintig jaar geleden, waarvan een ambtenaar vaak niet wil afwijken. Die problematiek moet dringend aangepakt worden. We moeten soepeler denken vanuit kwalitatieve woonvormen. Daar heb je wél architecten voor nodig.”
Voor welke uitdagingen staan architecten in een stedelijke context?
Naomi: “Steden moeten zich niet voordoen als dorpen. Er is daar nog heel veel onbenut potentieel. In de stedelijke context moeten we functies gaan mixen om de beschikbare ruimte optimaal te benutten. Er is veel leegstand en dat is niet bevorderlijk. Die panden moeten we bewoonbaar maken. Daarnaast kunnen we ook gebouwen die in het weekend leeg staan, zoals scholen, inzetten voor sportactiviteiten of andere hobby’s. Dat gebeurt al in sommige steden, maar nog zeer beperkt. In de stad moeten we dus echt inzetten op bewoonbaarheid, met aandacht voor voldoende groen en het klimaat.”
Tom: “In het verleden realiseerden we al enkele koppelwoningen in de stad. Hierbij splits je bijvoorbeeld een bestaande woning op in een gezinswoning en een appartement of duplex, die je dan kan verhuren. We zijn voornamelijk actief in Leuven en onlangs heeft de stad beslist dat je enkel van woningen met een minimumoppervlakte van 350 vierkante meter een koppelwoning mag maken. Terwijl dat voorheen 250 vierkante meter was. Dit is absoluut de verkeerde beweging. Het was net een manier om wonen in de stad betaalbaar te maken en het beschikbare patrimonium optimaal te benutten. Ik merk vooral een gebrek aan kennis bij politici en stedenbouwkundige diensten en dan worden er kortzichtige beslissingen genomen.”
Hoe wonen we in 2050? Wat zijn jullie ideeën naar de toekomst toe?
Tom: “Wonen in de toekomst is idealiter minder eigendomsgebonden. Op collectieve eigendommen en huurpanden kan je veel makkelijker inspelen. Je kan ze beter op orde houden. Huizen worden nu ook eenmaal ouder en na twintig jaar duiken er sowieso kosten op. De meeste eigenaars liggen daar nu niet wakker van, ze zetten geen geld opzij voor toekomstige, verborgen kosten, zoals de gevel reinigen, het dak vervangen of de isolatie. Want wie weet is de isolatienorm tegen dan nog strenger. Door meer collectieve eigendommen te creëren, hou je wonen betaalbaar.”
Naomi: “Bestaande woningen zullen zo aangepast zijn dat we op een duurzame manier kunnen samenwonen. Denk aan cohousing of toch die woning in de achtertuin van je ouders of grootouders. Splits bestaande woningen op, zodat ze ook betaalbaar blijven. Maar niet enkel het financiële zal een rol spelen, ook het sociale. Gezamenlijke speelkamers voor de kinderen, een coworking space voor de thuiswerkende ouders, een gezamenlijke tuin, …
Als we compacter moeten bouwen, dan moeten architecten denken in gevoelsmatige meters en niet in meetkundige meters
Hubert: “Het is belangrijk dat mensen langer zelfstandig kunnen wonen. Er is meer diversiteit nodig. De overheid zou architecten mee aan tafel moeten laten zitten om daarover na te denken. Hoe kan je van de potentiële volumes die er zijn, nieuwe woonstructuren van hoge kwaliteit maken? Buitenruimte is daarbij essentieel. Als we compacter moeten bouwen, dan moeten architecten denken in gevoelsmatige meters en niet in meetkundige meters. De opdracht zit daar. Ze moeten bezig zijn met de woonbehoefte.”
Tom: “Daarnaast moeten er meer woningen op maat komen met meer flexibiliteit. Collectieve woonprojecten kunnen die flexibiliteit opvangen. Denk aan alleenstaanden en gezinnen die de ene week met acht en de andere week met twee samenwonen. De woning zelf kan op maat zijn met zeven slaapkamers en een beperkte living. Is de familie voltallig dan is er de polyvalente ruimte met keuken. Dat vraagt veel mentaliteitswijzigingen, maar ik merk dat de jongere generatie daar wel voor openstaat. Wie weet slapen we binnen vijftig jaar allemaal in collectieve slaapzalen.”

Van digitale tool naar tastbaar maatwerk voor je interieur: Maatkasten Online opent eerste fysieke winkel
Maatkasten Online, al jaren bekend om hun digitale succesformule en bekroond tot Webshop van het Jaar, opent in Antwerpen een eerste fysieke winkel.

Nieuwe ramen en deuren kiezen voor jouw woning? Eenvoudig in 3 stappen!
Nieuwe ramen en deuren dragen bij aan een energiezuinige en stijlvolle woning.