Is jouw woning smart? 17% van de Belgen is mee

In 2018 is al 17% van de Belgische woningen uitgerust met één of meer slimme toestellen. Dit blijkt uit een onderzoek bij 1.000 Belgen van marktonderzoeksbureau iVOX in opdracht van verwarmingsspecialist Remeha naar aanleiding van Batibouw.

In zo’n smart home vind je apparaten die aan elkaar gekoppeld zijn en aangestuurd worden via je smartphone of tablet. De meest populaire toestellen zijn slimme audiovisuele toestellen (zoals een smart tv), slimme alarminstallaties, slimme thermostaten en slimme verlichting.

Comfort is belangrijk

“De meerderheid kiest voor slimme toestellen omwille van het comfort en gemak (62%), gevolgd door energiebesparing (18%) en omwille van de informatie-updates die ze ontvangen (18%). Slechts 2% van de Belgen wil slimme toestellen omdat ze het als een musthave beschouwen”, vertelt Jan Deklerck, product manager van Remeha.

Te duur

De helft (52%) van de Belgen die geen smart home-apparaten gebruiken, geeft aan dat dit voor hun woning nog niet van toepassing is. 24% denkt dat het te duur is, 11% vindt het te ingewikkeld, gevolgd door 9% die het onveilig vindt. Slechts 4% denkt dat het te veel tijd vergt voor de installatie en het onderhoud.

37% klaar voor overstap

Slechts 3% van de Belgen regelt vandaag zijn verwarming via een smartphone of tablet. “Toch wil 37% in de (nabije) toekomst overstappen op smart heating”, vertelt Jan Deklerck. “Deze manier van verwarmen biedt enkele voordelen. De verwarmingsketel is vanop afstand te bedienen en geeft aan als er een onderhoud nodig is. De installateur krijgt ook een melding als er problemen zijn”.

“Technologie ten dienste van wonen”

“Hoe komt het dat maar 17% meegaat in het smart verhaal”, vraagt Vincent Van Den Broecke, architect-eigenaar van Blanco Architecten, zich af. “Innovatie en technologie zijn essentieel om bouwen en wonen conform het huidig en toekomstig wetgevend kader mogelijk te maken. Maar laten we onszelf niet verliezen in de digitale woontechnologie. Ze moet ten dienste staan van ons als bewoners en niet andersom”, besluit Vincent Van Den Broecke.