Een elektrische installatie bestaat uit een meterkast, verdeelbord en leidingen. Die leidingen, de eigenlijke bekabeling, zijn onderverdeeld in verschillende stroombanen waarop de lichtpunten, stopcontacten en schakelaars zijn aangesloten.
Meterkast
De toevoerkabel die via de aansluitbocht je woning binnenkomt, wordt verbonden met de meterkast. In deze kast houdt een teller je elektriciteitsverbruik bij. Het is verplicht om de meterkast in een droge ruimte kort bij de hoofdingang van je huis op te stellen, in de buurt van een buitendeur.
Verdeelbord
De toevoerkabel loopt vervolgens door naar het verdeelbord, dat de centrale vormt van de hele installatie. Dit bord bevat de zekeringen en is het vertrekpunt van de bekabeling naar de lichtpunten en de contactdozen. In het verdeelbord kunnen zich ook impulsschakelaars en transformatoren bevinden voor bijvoorbeeld de bel of halogeenverlichting.
Stroomkringen
Om het vermogen optimaal te benutten, is de bekabeling verdeeld in verschillende stroomkringen. Op deze kringen worden dan de stopcontacten, schakelaars en lichtpunten geplaatst. Het is belangrijk de stroomafnemers evenwichtig te spreiden over de stroomkringen. Alle grote verbruikers op één kring onderbrengen, is dus een slecht idee.
In lokalen met meerdere toestellen met een hoog vermogen, zoals in de keuken en berging, volstaat één stroombaan meestal niet. Voor de verlichting moet je in minimum twee stroomkringen voorzien. Allemaal aandachtspunten waar je elektricien rekening mee moet houden.
Wachtbuizen
Op lange termijn is het nuttig om tijdens de bouwfase in enkele wachtbuizen te voorzien. Als je later een stopcontact of lichtpunt wil bijplaatsen, bespaar je op die manier veel breekwerk.